Home page
Sitemap
Nieuw
Zoeken
Mijn verhaal
Wat wel en wat niet doen
Vormen van RSI
Diagnose
Passieve therapieen
Actieve therapieen
Medicijnen, kruiden en voedsel
Hulpmiddelen in het dagelijkse leven
Therapeutische hulpmiddelen
Software
Hardware
Ergonomie
Theorieen
Factoren die een rol spelen
Omgaan met artsen, GAK, werkgevers
Boeken
Links
Definities
Humor

RSI definities (Engels-Nederlands)

Veel Latijnse termen zijn opgebouwd uit kleine stukjes. Sommige daarvan hebben (evt. in iets andere vorm) ook een zelfstandige betekenis, andere zijn bv. alleen een uitgang. Zo bestaat het woord tenosynovitis uit tendon (pees), synovia (smeervloeistof of het weefsel dat dat afscheidt) en -itis (ontsteking).

Als je een verklaring wilt voor termen die nog niet in de lijst voorkomen, dien dan hier een verzoek in.

Sorteren op Nederlandse termen (Engels tussen haakjes)

A B C D E F H I L M O P R S T V


A
Agonist (Agonist)
Een spier die door samentrekking een deel van het lichaam beweegt. De antagonist, de spier die de tegenovergestelde beweging kan maken, ontspant dan normaal gesproken. Als je de arm buigt in de elleboog, is de biceps (aan de voorkant van de bovenarm) de agonist en de triceps (aan de achterkant van de bovenarm) de antagonist.
Allodynia (Allodynie)
Zintuiglijke waarnemingen die normaal geen pijn doen, bv. het aanraken van de huid, doen dat nu wel.
Analgesic (Analgeticum)
Pijnstillend (genees)middel.
Antagonist (Antagonist)
Spier met tegengestelde werking als de agonist, die ontspant als de agonist aanspant. Zie agonist.
Anterior (Anterior)
Aan de voorkant. Tegenstelling van posterior.
Atrophy (Atrofie)
Atrofie van spieren houdt in dat spieren kleiner en/of zwakker worden als gevolg van te weinig gebruik, ouderdom of (in het geval van RSI) door problemen met de zenuwen die de spier besturen. Tegenstelling van hypertrofie.

B
Biceps (Biceps)
De spier die aan de voorkant van je bovenarm zit, en vastzit aan de schouder (op 2 punten), en aan de bovenkant van de onderarm (vlak onder de elleboog). De belangrijkste functie van deze spier is het buigen van de elleboog. De spierballen die je ziet als je de elleboog buigt terwijl je je inspant (bv. iets optilt) zijn onderdeel van de biceps. Nederlandse naam: grote of tweehoofdige armspier.

C
Capsule (Kapsel)
Weefsel of vlies dat iets anders (bv. een orgaan of een gewricht) omsluit.
Cartilage (Kraakbeen)
Een stevige vorm van bindweefsel, die bestand is tegen flinke druk. Komt in volwassenen vooral voor op de oppervlaktes van botten in gewrichten, en in ruggewervels. Als het kraakbeen (in gewrichten) slijt krijg je een of andere vorm van artritis. Als een bot breekt wordt er bij de genezing nieuw botweefsel gevormd. Kraakbeen is de voorloper van het nieuwe botmateriaal.
Cocontraction (Cocontractie)
Tegelijk aanspannen van agonist en antagonist, spieren met tegengestelde werking.
Condyl (Condyl)
Het bolle uiteinde van een bot.
Connective tissue (Bindweefsel)
Bindweefsel bestaat in vele vormen, zoals bot, pezen en gewrichtsbanden. De grondsamenstelling is steeds hetzelfde. Bindweefsel zorgt voor steun (bv. om organen heen) en samenhang.
Crepitus (Crepitatie of crepitus)
Knetterend geluid bij het over elkaar bewegen van ruwe oppervlakken, bv. bot over kraakbeen. Denk ook aan een pees binnen een peesschede.

D
Distal (Distaal)
Verder van het centrum (van het lichaam) of van het begin van het lichaamsdeel. Het meest distale deel van de arm is de hand. Tegenstelling van proximaal.
Dorsal (Dorsaal)
Gelegen aan de kant van de rug. Dit kan betrekking hebben op de rug van het lichaam, maar ook bv. op die van de hand. Tegenstelling van ventraal.
Dysaesthesia (Dysesthesie)
De vreemde gewaarwordingen die iemand met een beschadigde zenuw heeft als zijn huid wordt aangeraakt.

E
Epicondyl (Epicondyl)
Knobbel op het bolle uiteinde van een bot.
Extension (Extensie)
Strekking (van een gewricht). Extensie van de elleboog is als boven- en onderarm een rechte lijn vormen. Tegengestelde van flexie.
Exterior (Exterior)
Aan de buitenkant. Denk in het normale taalgebruik bv. aan de tegenstelling tussen het interieur van je woning en het exterieur.

F
Fascia (Fascia)
Een speciale vorm van bindweefsel. Fascia vormt een netwerk dat door het hele lichaam loopt en het bij elkaar houdt. Het zit o.a. om spieren en spiervezels.
Fibrocartilage (Vezelkraakbeen of fibrocartilago)
Een stevig soort kraakbeen, die o.a. voorkomt in de tussenwervelschijven. Kan ook gevormd worden bij ziekteprocessen van pezen.
Fibrosis (Fibrose)
Verdikking van bindweefsel, evt. in samenhang met vorming van littekenweefsel. Kan het gevolg zijn van een ontsteking of blessure. Komt o.a. voor bij ziekteprocessen van pezen.
Flexion (Flexie)
Buiging van een gewricht. Flexie van de pols is als je met naar voren uitgestrekte arm de hand naar beneden beweegt. Tegengestelde van extensie.
Frontal (Frontaal)
Heeft betrekking op de voorkant van het lichaam of een orgaan. Het frontale vlak is een verticaal vlak, dat het lichaam in een voor- en een achterkant verdeelt. Zie ook sagittaal en transversaal.

H
Humerus (Humerus)
Opperarmbeen, het enige bot in je bovenarm.
Hyperalgesia (Hyperalgesie)
Verhoogde gevoeligheid voor pijn.
Hypertrophy (Hypertrofie of hypertrophia)
Toename van de grootte van een weefsel of orgaan, niet doordat er meer cellen komen, maar doordat de cellen groter worden. Dat gebeurt o.a. met een spier die veel werk verzet. Tegenstelling van atrofie.
Hypoaesthesia (Hypesthesie)
Verminderde gevoeligheid, waarbij meestal gedoeld wordt op het tastgevoel.

I
Idiopathic (Idiopatisch)
Beschrijft een ziekte zonder (bekende) oorzaak. Een ziekte die spontaan, uit zichzelf, ontstaat.
Inferior (Inferior)
Geeft aan dat iets in het lichaam lager zit dan een andere structuur of oppervlakte (denk ook aan het woord inferieur).
Innervation (Innervatie)
De invloed van de zenuwen op gebieden of organen in het lichaam, bijvoorbeeld op de spierwerking. Het kan hierbij zowel gaan om het sturen van motorische signalen (om iets te bewegen) naar het gebied als om het afvoeren van sensorische signalen (om iets te voelen) uit het gebied naar de hersens.
Insertion (Insertie)
Een spier zit meestal vast op 2 punten. De insertie is de aanhechtingsplaats van de spier aan het meer beweeglijke skeletdeeldeel. De biceps zit bv. vast aan het schouderblad en aan de onderarm (insertie), vlak bij de elleboog. Als de spier samentrekt gaat de onderarm omhoog, omdat de bewegingsvrijheid van het schouderblad vrij beperkt is. Zie ook origo.
Isometric (Isometrisch)
Betekent letterlijk 'van gelijke maat'. Bij isometrische contractie trekken spiervezels samen, en ze verzetten werk. De lengte van de spier verandert niet, en de betrokken gewrichten bewegen niet. Dat kan bv. als je tegen een muur duwt, of als je aan iets trekt wat niet meegeeft (een te zware boodschappentas). Isometrische oefeningen worden vaak gebruikt bij revalidatie, omdat nauwkeurig een bepaalde spier(groep) belast kan worden. Zie ook isotonisch.
Isotonic (Isotonisch)
Bij isotonische contractie beweegt het betrokken gewricht tijdens samentrekking van de spier (de "normale" gang van zaken). Denk bv. aan het werken met gewichten. Tijdens isotonische oefeningen worden de spieren afwisselend korter en langer. Zie ook isometrisch.

L
Lateral (Lateraal)
Heeft betrekking op de zijkant (in tegenstelling tot mediaal).

M
Medial (Mediaal)
In het midden, naar binnen toe. De mediale kant van de arm is het deel dat het dichtst bij het lichaam ligt. Tegenstelling van lateraal.
Metaplasia (Metaplasie)
Het overgaan van een weefselvorm in een andere.
Motor nerve (Motorische zenuw)
Zenuw die signalen vanuit het centrale zenuwstelsel naar bv. armen en benen doorgeeft. Deze signalen zijn als het ware opdrachten om bepaalde bewegingen te maken. Zie ook sensorische zenuw.
Muscle innervation (Spierinnervatie)
Zie innervatie.
Musculus (Musculus)
Latijns voor spier. Meervoud is musculi.

O
Organ (Orgaan)
Deel van het lichaam dat uit meer dan 1 soort weefsel bestaat, en dat een structurele eenheid vormt die voor een specifieke functie verantwoordelijk is. Denk aan het oog (orgaan van het zicht), longen (ademhaling), hart en lever. Botten en bloedvaten worden waarschijnlijk niet tot de organen gerekend. Ze voldoen niet helemaal aan het eerste deel van de definitie, en hun functie is vrij algemeen.
Origin (Origo (origine))
Een spier zit meestal vast op 2 punten. De origo is het minst beweeglijke deel van de 2, en dient als een soort anker. De biceps zit bv. vast aan het schouderblad (origo) en aan de onderarm, vlak bij de elleboog. Als de spier samentrekt gaat de onderarm omhoog, omdat het schouderblad niet veel kan bewegen. Zie ook insertie.

P
Paraesthesia (Paresthesie)
Spontaan optredend gevoel van tintelingen, bv. doordat een zenuw beschadigd is.
Periosteum (Periost(eum))
Vlies van bindweefsel dat om een bot heen zit.
Peripheral (Perifeer)
Dat wat aan de buitenkant ligt. Tegenstelling van centraal. Met het perifere zenuwstelsel worden o.a. de zenuwen in armen en benen bedoeld (in feite alle zenuwen die buiten de hersenen en de ruggegraat liggen). In het normale spraakgebruik heeft men het wel over de periferie van de stad (de buitenwijken).
Placebo (Placebo)
Een stof waaraan geen medische werking wordt toegeschreven, maar die door de werking van de geest toch een medisch effect bewerkstelligt. Vb.: je geeft iemand een pil tegen hoge bloeddruk, die in werkelijkheid alleen suiker bevat. Bij een aantal personen zal die pil daadwerkelijk iets uithalen.
Posterior (Posterior)
Aan de achterkant. Tegenstelling van anterior.
Process (Processus)
Uitsteeksel of verhoging van een bot. De punt van de elleboog is een mooi voorbeeld, maar ook de uitsteeksels van de ruggewervels (die je met je hand kan voelen) worden processus genoemd.
Pronation (Pronatie)
Het zodanig draaien van de hand dat de palm naar beneden wijst. Dit is de positie waarin je op een normaal toetsenbord typt. Tegenstelling van supinatie.
Proximal (Proximaal)
Dichter bij het centrum (van het lichaam) of bij het begin van het lichaamsdeel. Het proximale deel van de arm zit het dichtst bij de schouder. Tegenstelling van distaal.

R
Retinaculum (Retinaculum)
Een bandvormige structuur van steunweefsel die ander weefsel op zijn plaats moet houden. Een dergelijke band in de pols wordt vaak doorgesneden bij operaties om Carpaal Tunnel Syndroom te verhelpen.

S
Sagittal (Sagittaal)
Betekent in het Latijns 'in de richting van een pijl', d.w.z. van achteren naar voren (of omgekeerd). Het sagittale vlak is een verticaal vlak, dat het lichaam in een linker- en een rechterhelft verdeelt. Zie ook frontaal en transversaal.
Sensor nerve (Sensorische zenuw)
Zenuw die zintuiglijke signalen vanuit bv. de handen vervoert naar het centrale zenuwstelsel. Denk bv. aan het gevoel dat je in de vingers hebt, of aan pijn. Zie ook motorische zenuw.
Stenosis (Stenose)
Abnormale vernauwing van een opening of kanaal. In het geval van RSI heeft dit betrekking op peesschedes.
Supination (Supinatie)
Het zodanig draaien van de hand dat de palm naar boven wijst. Kan ook rugligging betekenen (doe de oefening in supinatie). Tegenstelling van pronatie.
Synovia (Synovia)
De "smeerolie" die bv. in gewrichtsholtes of tussen de 2 laagjes van een peesschede zit. Kan ook staan voor het slijmvlies dat de smeerolie afscheidt.

T
Tendon (Pees)
Het bindweefsel dat de verbinding vormt tussen een spier en een bot.
Tendon sheath (Peesschede)
Een dubbelgelaagde, buisvormige structuur die om sommige pezen zit. Tussen de 2 laagjes zit een soort smeerolie (synovia), zodat er minder wrijving is als pezen langs elkaar bewegen (zoals in de pols).
Tendonitis (Tendonitis)
Peesontsteking (tendon=pees, -itis=ontsteking).
Tenosynovitis (Tenosynovitis)
Peesschedeontsteking.
Transverse (Transversaal)
Dwarsliggend of -lopend. In rechte hoeken op de lengteas van het lichaam of een orgaan. Denk bv. aan de uitstekende punten van je ruggewervels.
Het transversale vlak is een horizontaal vlak dat je lichaam in een boven- en een onderkant verdeelt. Zie ook frontaal en sagittaal.

V
Ventral (Ventraal)
Gelegen aan de kant van de buik. Tegenstelling van dorsaal.

Naar het begin van de pagina

Valid XHTML 1.0! Valid CSS!

© Henk Dalmolen
Reageer via E-mail (dalmolen@xs4all.nl)

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 22-9-2008 20:40:58